Beoordelingen tijdens de Friezenkeuring
Keuren is geen exacte wetenschap en een keuring is een moment-opname. Of je merrie een sterpredicaat krijgt bij een KFPS
stamboekkeuring is van veel factoren afhankelijk. En natuurlijk gelden er regels. Hoe wordt je paard beoordeeld?
Lineaire score
Bij het keuren vullen de keurmeesters het zogenaamde ‘lineaire
score formulier’ in. Daarop geven ze punten voor de belangrijkste kenmerken van je merrie. Ze kijken naar haar bouw, haar beenwerk, het behang en de kleur, de hoeven en de gangen. De gangen worden aan de hand beoordeeld, het paard moet stappen en draven in de baan. De stap moet ruim zijn en krachtig vanuit het achterbeen. De draf moet ruim, verheven en krachtig zijn. Tijdens de beweging kijken de keurmeesters ook naar de balans en souplesse van het paard.
Aan de bovenkant van het lineaire scoreformulier staan allerlei
kenmerken van het exterieur en de beweging. Per kenmerk staan de twee uiterste waarden (bijvoorbeeld onedel en edel of opwaarts en neerwaarts) weergegeven, met daartussen negen aankruisvakjes met cijfers van 5 tot 45 erboven. Het middelste vakje (25) geeft aan wat gezien wordt bij een ‘gemiddelde’ Fries. De vakjes links van het midden geven aan in hoeverre het linkerkenmerk (bijvoorbeeld onedel) duidelijk te zien is bij het paard; de rechtervakjes geven aan in hoeverre het rechterkenmerk (bijvoorbeeld edel) duidelijk te zien is. Een paard met een gemiddeld edel hoofd krijgt dus een kruisje in het vakje 25, een paard met een grof hoofd in het vakje 10 en een paard met een heel fijn hoofd in het vakje 40.
Let op: Een hogere score op het lineaire scoreformulier is niet altijd beter! Bij sommige onderdelen is het het beste om dicht bij het midden te zitten. Dat geldt bijvoorbeeld bij de stand van het voor- en achterbeen.
Vijf cijfers
Als het paard helemaal gescoord is maken de keurmeesters de
balans op. Uiteindelijk geven ze op basis van wat ze gezien hebben voor vijf hoofdonderdelen een cijfer. Die cijfers komen onderaan het scoreformulier te staan. De vijf hoofdonderdelen zijn:
Rastype (oa hoofd, kleur, behang)
Bouw (oa schouder, rug, lendenen, kruis)
Beenwerk (oa voorbenen, achterbenen, koot, hoeven)
Stap (alle staponderdelen)
Draf (alle drafonderdelen)
De cijfers voor deze 5 hoofdonderdelen geven de volgende resultaten:
Gemiddelde score 5 hoofdkenmerken | Resultaat | Predikaat |
>7,5 | Opgenomen met 1e premie | Stamboek ster (stb ster) |
~7 | Opgenomen met 2e premie | Stamboek ster (stb ster) |
~6 -7 | Opgenomen met 3e premie | Stamboek (stb) |
~6 | Opgenomen zonder premie | Stamboek (stb) |
<6 | Niet opgenomen | Blijft veulenboek |
Om het belang van goede beweging te onderstrepen is bovendien de regel dat voor een sterverklaring (eerste of tweede premie) het cijfer voor de draf en stap gemiddeld minimaal een 6,5 moet zijn.
Het oog van de keurmeester
Uiteindelijk is de premie die je krijgt afhankelijk van hoe de
keurmeesters het paard in haar geheel beoordelen. Ze houden bijvoorbeeld ook rekening met haar leeftijd. Een paar witte haren rond de ogen of een iets hollere rug hebben daarom voor een 11-jarige veel minder gevolgen dan voor een 3-jarige.
Bij de totale afweging wegen de kenmerken rastype, stap en draf het zwaarst mee. Een merrie die gemiddeld nèt onder de 7 zit door haar beenwerk of bouw, maar die wel voldoende rassig is en heel goed stapt en draaft, kan tóch ster worden. Terwijl een goed gebouwde merrie die maar net voldoende beweegt een 3e premie krijgt.
Zeker weet je het dus nooit, maar wie niet waagt…
Zelf trainen voor de keuring? Kijk eens naar deze cursus…