Je hebt een Friese merrie en wilt graag met je paard naar de
keuring. Wie weet behaalt ze het felbegeerde sterpredicaat! Dus je stuurt je paard op trainingskamp of gaat zelf met haar aan het werk.
Je stopt je merrie lekker vol met voer en houdt haar de laatste paar dagen binnen zodat ze mooi fel wordt. Tenslotte wordt ze netjes
gewassen en gaan de hoeven in de lak. Dan komt de grote dag! En die loopt uit op een teleurstelling. Geen premie en in het ergste geval niet eens opname in het stamboek. Wat ging er mis?
Roddels en achterklap
Er doen veel verhalen de ronde over keuringen. Keurmeesters zouden alleen naar het papier kijken, favoriete hengsten en fokkers hebben of andere overwegingen maken. Nou zijn keurmeesters ook maar mensen, dus het kan best zijn dat ze zich soms (onbewust) laten leiden door persoonlijke voorkeuren. Maar daar kun je als eigenaar niets mee. Waar je wel wat mee kunt zijn keuringsresultaten. Daarom maakte ik een kleine analyse van de lineaire scores van een aantal merries die in 2014 op het keuringsveld verschenen. En daaruit werd vrij snel duidelijk wat juryleden wel en vooral ook níet willen zien.
Reden 1 – Ze stapt niet goed
Verreweg de allerbelangrijkste reden voor het uitblijven van premies en in sommige gevallen zelfs afwijzing voor het stamboek is een onvoldoende stap. Stap is een onder veel Friezeneigenaren zwaar onderschatte gang, maar wel essentieel voor de beoordeling. Dat de stap zó belangrijk was verraste me niet. Ik zag de afgelopen jaren op keuringen meerdere paarden premieloos vertrekken omdat hun stap niet deugde. Met de eigenaren er ongelovig naast. Want ze had toch zo mooi gedraafd? En ze heeft toch zoveel front?
Een 5 op één van de onderdelen betekent geen sterpredicaat. Als de stap en de draf gemiddeld onder de 5,5 uitkomen, wordt je Fries niet geprimeerd en wordt ze hoogstens stamboek. Als ze ergens een 4 krijgt (of twee 5’en) wordt ze helemaal niet opgenomen en blijft ze veulenboek. De beweging telt dubbel!
Het lastige aan de stap is dat je deze gang maar moeilijk kunt trainen. Goed stappen is in hoge mate een kwestie van aanleg. Dat geldt ook voor de galop trouwens, maar daar worden onze Friezen (nog) niet op beoordeeld tijdens stamboekkeuringen. Aan de draf kun je met training veel verbeteren. Maar de stap is lastig.
Wél helpt het als de achterhand sterk is en goed draagt. Daar krijg je ruimte en kracht van in de beweging. Dus die achterhand moet sowieso netjes getraind worden. Ook essentieel voor een goede stap: Een relaxed paard. Dus het is maar de vraag of het zo’n goed idee is om je jonge paard vol met haver dagenlang in de box te laten staan om haar pas tijdens de keuring weer de vrijheid te geven. Dat is volgens mij hét recept voor een strakgespannen merrie die misschien in draf wel lekker de benen van de vloer doet, maar vervolgens niet of alleen heel kort stapt. Daar sta je dan met je 8 punten voor de draf en 5 voor de stap. Dat gaat hem niet worden. En zelfs als je net een zesje scoort is het jammer, want voor een premie heb je bijna altijd meer nodig. Zeker als je voor andere kleine tekortkomingen moet compenseren.
Al kun je de stap niet veel verbeteren met training, je moet het stappen tijdens de keuring wél oefenen. Het paard moet leren om de hals te laten zaken als de voorbrenger dat vraagt en ruim en krachtig vanuit de achterhand te stappen. Ze moet leren om dat onder alle omstandigheden te doen, ook als er paraplu’s naast haar worden opgestoken of er een veulen voorbij rent. Van een jong paard dat nog nooit het erf af is geweest kun je dit eigenlijk niet verwachten. Die zal haar neus in de wind steken en gaan dribbelen.
Tegenwoordig wordt er op de keuring trouwens aan het begin van elke rubriek door alle merries samen rondgestapt. Dit is een enorme verbetering, omdat de paarden zich in een groep veel rustiger voelen. Ook een wat nerveuzer paard krijgt zo de gelegenheid om de stap goed te tonen.
Reden 2 – Ze is bruin gebakken
Vroeger bestonden er bruine Friezen, maar al vroeg in de 20e eeuw werd deze kleur niet langer toegestaan binnen het stamboek. Een lage score op kleur kan een verder prima paard een heel eind terugzetten in de beoordeling. Zelfs als ze super stapt!
Op het score-formulier staan alleen de kleuren vaalzwart en gitzwart, maar veel Friesen paarden zijn koolzwart. Hieronder de verschillen.
- Gitzwart: Diep zwart met metaalachtige glans;
- Koolzwart: Zuiver zwart, vaak met appeltjes in de zomervacht;
- Vaalzwart: Matte kleur zwart, die in de zomer vaak erg oplicht en naar rossig neigt.
Veel vaalzwarte Friezen lijken in de zomer bruin en dat wil men op het keuringsveld niet zien. Ga dus niet met een ‘bruine’ Fries naar de keuring, het kost je veel te veel punten.
Als je Friese merrie snel bruin wordt moet je op tijd maatregelen nemen. Schrijf haar bijvoorbeeld in voor een keuring in maart of april, als ze nog maar net in het zomerhaar zit. Of breng haar juist aan het einde van het seizoen naar de keuring als het winterhaar al weer aangemaakt is. Andere mogelijke maatregelen: een zomerdeken op doen of binnen zetten als de zon op z’n hoogst staat. Als je paard regelmatig zweet zorg dan dat je het zweet er na het werk altijd afspoelt, anders wordt ze nog sneller bruin!
Reden 3 – Haar achterbenen staan te schuin
Beenwerk is belangrijk, het is letterlijk het fundament van je paard. De belangrijkste ‘fout’ in het beenwerk die tot een lagere beoordeling van je Friese merrie leidt is sabelbenigheid. Een paard is sabelbenig als het onderste deel van het achterbeen wat schuin onder de buik staat. De ideale hoek tussen de schenkel (het stuk boven de sprong) en de pijp (het bot onder de sprong) is 130 graden. Dan kan het paard haar achterhand onder de massa zetten en ‘dragen’. Als het achterbeen te schuin (sabelbenig) of juist te steil (recht) is, is dit niet ideaal. Vooral dankzij sabelbenigheid worden nogal wat merries lager beoordeeld. Een te recht achterbeen komt wat minder vaak voor.
Alleen sabelbenigheid is niet zo’n groot probleem, zolang het niet al te uitgesproken is. Maar als je paard daarnaast bijvoorbeeld voze (vlezige, zachte) benen heeft, of erg kleine hoeven dan wordt het al een groter probleem. In het algemeen moet een sabelbenig paard behoorlijk spectaculaire gangen hebben om meer dan een 3e premie te krijgen.
De voorbeenstand is natuurlijk ook van belang, maar daar lijken de keurmeesters wat soepeler mee om te gaan. Veel Friezen hebben de hoeven wat naar binnen (toontredend) of juist naar buiten (Frans) staan. Alleen als dit heel duidelijk is en voorkomt in combinatie met bijvoorbeeld sabelbenigheid of een onderstandig voorbeen, leidt het tot een lagere beoordeling.
Reden 4 – Ze is niet ‘rassig’ genoeg
In de categorie ‘ras’ wordt beoordeeld of je merrie aan het ideale beeld van een Fries voldoet. Denk aan: klein en edel hoofd, kleine oortjes, lichte hoofd-halsverbinding en een wat verticale hals. Ras is vooral belangrijk in combinatie met de beweging. Een paard dat erg veel ras heeft kan toch een 3e premie krijgen als haar bewegingen maar nét voldoende zijn. En omgekeerd kan een paard met wat minder ras toch een 2e premie krijgen als ze heel goed beweegt.
Een onedel hoofd en een zware hoofd-hals verbinding zijn – na de kleur – de belangrijkste redenen voor minder punten op het onderdeel ‘ras’. De dikte van manen en staart (het behang) is wel belangrijk, maar niet doorslaggevend. Als je merrie aan het hele plaatje voldoet en goed beweegt, kan ze ook met weinig behang een sterpredicaat krijgen.
Wel of niet naar de keuring?
Twijfel je of je naar de keuring moet met je paard? Bekijk je Friese merrie dan eerst eens eerlijk en vraag je af of ze om één van de bovenstaande vier redenen lager zou kunnen scoren. Of vraag een expert wat hij of zij er van vindt. Het keuren zelf is niet zo duur, maar als je het goed wilt doen komt er heel wat bij kijken (smid, voer, voorbrengen, training).
Denk er dus goed over na, laat je goed informeren en zorg dat je goed voorbereid en met realistische verwachtingen op stap gaat! Keuren is leuk, maar je moet het wel goed doen…